Delphi-kwartet speelt uiterst vakkundig

RINUS GROOT


Concert door het Delphi-saxofoonkwartet met werken van o.a. Zwaanenburg, de Leeuw, Gubaidulina en La Berge.
Gehoord: zondag 5 oktober 1997 in de Aula van Teylers Museum te Haarlem.

Ondanks de doorgaans matige publieke belangstelling gaat de Stichting Huygens-Fokker ook dit seizoen onverdroten voort met het organiseren van een vijftal concerten in de Aula van Teylers Museum. Meestal zitten er in de zaal een handjevol 31-toons-freaks en wat kenissen van de uitvoerenden. En dat is te weinig en dus jammer, want er zījn af en toe bijzondere en boeiende muzikale dingen te beleven. Dat is vanmiddag ook het geval. Het Delphi-saxofoonkwartet bestaat uit Ferdi Schukking, Evert Hoedt, Roy Hovens en Gerwil Kusters. Zij blijken musici die hun vak volledig beheersen en het moderne repertoire een warm en toegewijd hart toedragen.
De laatste vijftig jaar is van de zijde der componisten veel belangstelling voor de saxofoon. Het concert wordt geopend met Saxofoon Quartet van de onlangs overleden componist Ton de Leeuw. Voor mij het sterkste werk van deze middag. Na de fraaie unisono-inleiding ontwikkelt zich een boeiend en spiritueel muzikaal verhaal. Het is ook het enige werk waarin ontroering een rol toebedeeld krijgt.
In de rest van het programma overheerst de fascinatie. Die fascinatie bestaat voornamelijk uit de vele soorten klankeffecten die er op een saxofoon mogelijk zijn. Het gebruik van kwarttonen loopt als een rode draad door het programma heen. Dit laatste is het meest manifest in een werk van Jan van Dijk. Van diens Vier harmonisch-melodische intonatie-oefeningen voor strijkkwartet maakten de Delphi-musici een saxofoonbewerking. Evenals het werk van De Leeuw met veel aandacht voor details gespeeld.
Een ander Nederlands werk is Under Dirndl Skirts van Jos Zwaanenberg. Knap is het samenspel waar het de complexe ritmiek aangaat. Het werk blijft tot de laatste noot boeien, maar de samenhang met de titel is mij absoluut onduidelijk. Dat is niet het geval met Rough Sax van de in Amsterdam wonende Amerikaanse componiste Ann La Berge. Het stuk is continue fortissimo en niet erg interessant maar doet de titel wel eer aan.
De Sonata for two Bariton Saxophones van de Russin Gubaidulina is een bijna hallucinerend gebeuren door het voortdurend opstapelen van muzikale spanningen die pas oplossen in het stralend E-dur slotaccoord. Murasaki No Fuchi van de Japanner Noda is een staalkaart van de techische mogelijkheden op een saxofoon. Je blijft je verbazen. Tussen al dit moderne geweld horen we een motet van Joannes Ciconia (1370-1411). Deze componist kampte zes eeuwen geleden al met de zuivere muzikale stemming. O virum omnimoda komt heel welluidend en natuurlijk over. Hoed af voor het knappe spel van deze vier saxofonisten.