terug naar indexpagina Triosonic
Inleiding
Cross-overs naar andere muziekstijlen vormen een
wezenlijk onderdeel van jazz en geïmproviseerde
muziek. In het verleden verrijkte John Coltrane de jazz
met Afrikaanse invloeden, Miles Davis haalde
elementen uit de popmuziek, en jaren later ontwikkelt
Willem Breuker een collage-achtige stijl van
componeren waarin diverse muzieksoorten
vertegenwoordigd zijn. Sommige jazzcomponisten,
zoals Anthony Braxton, namen de 12-toonsmuziek van
Arnold Schönberg als uitgangspunt. Dit systeem,
waarbij alle 12 tonen in het octaaf gelijkwaardig zijn,
biedt echter geen harmonisch concept. Diverse
componisten hebben zich reeds gebogen over dit
probleem, en uiteindelijk was het Peter Schat die het
probleem wist terug te brengen tot de essentie. Hij
inventariseerde alle combinaties van drie intervallen en
maakte een overzicht van harmonische mogelijkheden
in chromatiek, ondergebracht in een overzichtelijk
model. Zo onstaat de toonklok die door zijn eenvoud en
allesomvattend karakter eerder een nieuwe visie is op
tonaliteit dan een compositiemethode.
In de laatste 10 jaar zijn aan de Nederlandse conservatoria opleidingen gestart voor lichte muziek. Deze opleidingen richten zich vooral op het spelen van de jazztraditie. Een vergelijking met de klassieke opleidingen leidt tot de conclusie dat de differentiatie in harmonische visies bij deze opleidingen veel groter is. De stijlen die voorbij komen lopen van renaissance, barok, de klassieke periode, romantiek en impressionisme tot aan de moderne stromingen als vertegenwoordigd door bijvoorbeeld Schoenberg, Strawinsky, Bartók, Kabalevsky en Messiaen. De lichte muziekopleidingen beperken zich tot het reproduceren van en improviseren over traditionele jazz die zich harmonisch ongeveer bevind in de klassieke en romantische periode uit de klassieke muziek. Er zijn wel stromingen in de jazz die op moderne principes zijn gebaseerd maar deze worden niet of nauwelijks gedoceerd. De onbekendheid met moderne compositiemethoden is waarschijnlijk de oorzaak van een vooringenomenheid ten opzichte van moderne muziek bij veel jazzmusici. Zelfs in kringen van vrije geïmproviseerde muziek wordt neergekeken op moderne compositietechnieken alsof men bang is geconfronteerd te worden met structuren die het bevattingsvermogen te boven gaan. Bij deze musici lijkt het belangrijker geheel onvoorbereid op het podium te gaan improviseren in plaats van een structuur als basis te gebruiken die leidt tot een consistentere performance, zodat de jazz -clubs en -theaters misschien weer vol zouden stromen. Alle eerdergenoemde elementen behoren echter tot het idioom van (kunst)muziek en zouden een plaats moeten hebben in een zich volwassen noemende muziekstijl. Vanuit deze optiek heb ik een stijl ontwikkeld die is gebaseerd op de chromatische toonladder, maar voldoende aanknopingspunten voor musici biedt, die hun "roots" hebben in de traditionele -op diatoniek gebaseerde- jazz, als wel musici die zich in het vrije improviseren hebben gespecialiseerd. De toonklok van Peter Schat bleek hierbij een zeer waardevol hulpmiddel.
Het zoeken naar nieuwe klanken is al zo oud als de muziek zelf. Toen Jean Philippe Rameau de diatonische toonladder introduceerde in zijn "Traité de l'Harmonie" uit 1722, was dit een revolutie in de muziek. Maar eigenlijk was het een noodzaak om tonen opnieuw te ordenen en zodoende de weg te openen voor "Harmonie"....
De Toonklok
Als in de 20ste eeuw Arnold Schönberg de 12-toons
muziek introduceert, is de basis van de muziek niet meer
de diatonische toonladder maar de chromatische. Omdat
de tot dan toe gangbare opvatting van harmonie is
gebaseerd op op de diatonische toonladder ontstaat er
een harmonisch vacuüm. Peter Schat trachtte dit vacuüm
op te vullen en ontwikkelde de toonklok, een inventarisatie
van drieklanken in de chromatische toonladder. Onder
drieklank wordt dan verstaan iedere mogelijke
combinatie van drie intervallen. De definitie van drieklank
is in deze duidelijk een andere dan de tot op dat moment
gangbare. De akkoorden in de diatonische harmonie zijn
immers opgebouwd uit tertsenstapelingen; de terts is dus
de kleinste harmonische eenheid. Schat maakte de kleine
secunde tot kleinste harmonische eenheid, wat logisch is
als je chromatiek als uitgangspunt neemt.
Een inventarisatie van drieklanken in de chromatische toonladder, waarbij ieder cijfer staat voor het aantal halve tonen waaruit het interval bestaat, levert het volgende op:
1-1-10, 1-2-9, 1-3-8, 1-4-7, 1-5-6, 1-6-5........?
De laatste combinatie van intervallen hebben we al gehad in een andere volgorde, dus zoeken we de eerstvolgende combinatie die we nog niet gehad hebben en gaan op dezelfde manier door:
2-2-8, 2-3-7, 2-4-6, 2-5-5, 3-3-6, 3-4-5, 4-4-4.
Dan blijkt dat er 12 verschillende drieklanken zijn; 12 verschillende combinaties van drie intervallen. Deze 12 drieklanken worden verdeeld over de 12 uren van een klok, in de hierboven genoemde volgorde.
Op ieder uur staat vervolgens een diagram dat vier
complementaire drieklanken symboliseert. Deze diagrammen
zijn ook gebaseerd op een klok; de chromatische tonen zijn
genummerd van 1 tot 12 en zijn over de klok verdeeld; Dit
levert deze module op:
Als 1 een C is onstaan dan de volgende drieklanken: C-C#-
D, D#-E-F, F#-G-As en A-A#-B. Het tweede uur bestaat
uit een kleine secundes, grote secundes en grote sexten.
Benoemen we deze op dezelfde manier dan is dat 1 2 4, 3 5
6, 7 8 10 en 9 11 12. Het twaalfde uur is gevuld met grote
tertsen. "En," zei Peter Schat tegen mij "te elfder ure
verschijnt Rameau...." Inderdaad, het elfde uur bestaat uit
kleine tertsen, grote tertsen en reine kwarten; grote en kleine
drieklanken (dit omdat een kleine drieklank een spiegeling is
van een grote: grote terts/kleine terts/reine kwart en reine
kwart/kleine terts/grote terts). Tekenen we de drieklank
C-E-G in de module:
Sturing
Vervolgens wordt ieder uur weer gestuurd door een ander
uur. Sturing wil zeggen "richting geven aan", en wordt in de
toonkloktheorie van Peter Schat gebruikt om aan te geven
hoe de relaties tussen drieklanken liggen (zie voorbeeld 1), op
een manier die vergelijkbaar is met het benoemen van
trappen in de jazz. Zou je bijvoorbeeld de in jazz veel
voorkomende II-V-I benoemen volgens dit principe, dan is
van II naar V een kwartsprong en van V naar I eveneens,
dus wordt deze cadens gestuurd door reine kwarten. De
opeenvolging van twee reine kwarten vinden we in de
toonklok op uur IX. We kunnen derhalve zeggen dat de
cadens II-V-I wordt gestuurd door uur IX van de toonklok.
Zo wordt uur I gestuurd door kleine tertsen. Het verminderd
septiemakkoord dat bestaat uit 3 kleine tertsen vinden we
op uur X. Dus uur I wordt gestuurd door uur X. Zo wordt
uur II gestuurd door uur VIII en uur IV door uur VI.
Complementaire harmonieën
La Riviere Souterraine is een compositie die
ik met behulp van de toonklok heb gecomponeerd. Het is
een impressie op een ondergrondse rivier, vlakbij Foix in
Zuid Frankrijk. Vanuit een verstillende opening door een
eenzame trompet groeit het stuk aan in orchestratie en
dynamiek tot een uitbarsting van geluid in maat 26. Daarna
hoor je het geluid wegsterven en weerkaatsen in de grotten.
Bekijken we het stuk vanuit de toonklok, dan zien we dat in maat 26 uur XI is toegepast: een basfiguur met een E-mineur- karakter, met daaroverheen de complementaire drieklanken
As majeur Fis mineur Bes majeur
Het laatste akkoord van maat 26 (B-C#-G) zet een reeks van 8 drieklanken in van uur VIII, die ook weer complementair zijn.
In maat 21 tot en met 25 heb ik de langzame gedragen melodie vierstemmig geharmoniseerd. Deze vierklanken kunnen beschouwd worden als een combinatie van de uren VII en IX, maar zijn feitelijk complementaire vierklanken die er in een diagram alsvolgt uit zien:
In "La Riviere Souterraine" heb ik gekozen voor vrije improvisaties, met de beperking dat de musici de opdracht kregen het melodische materiaal uit de compositie te verwerken in hun improvisatie, wat verrassende resultaten opleverde, in het bijzonder in de pianosolo van Jan Jongbloed op de CD "Ear Opener". Een andere mogelijkheid is om te soleren over harmonische structuren die zijn afgeleid van de toonklok.
Harmolodics
Geanalyseerd vanuit de toonklok is hier een combinatie
toegepast van 3 drieklanken van uur XI, waarbij de tonen
van de 4e (As mineur) over de andere drie verdeeld zijn. Een
goed inzicht in de toonklok maakt het mogelijk ook dergelijke
groepen sneller te herkennen en samen te stellen.
Bijvoorbeeld afgeleid van het twaalfde uur:
Voorbeeld 3 is een
toepassing van deze akkoordengroep. In
3a zijn de overmatige drieklanken uit de vierklanken
geïsoleerd. Een andere manier om tot vierklanken te komen
is de stuurtonen te maken tot toongroepen. De stuurgroepen
bestaan namelijk uit 4 tonen.
Een voorbeeld: Uur XI wordt gestuurd door uur VI. Als uur
XI bestaat uit de akkoorden
E mineur Fis mineur Gis majeur Ais majeur
dan is de stuurgroep: E Fis Gis Ais. Neem je hiervan de
eerste omkering, dan ontstaat er een Fis79 accoord zonder
kwint. De hele groep van complementaire vierklanken, die
weer af te leiden is van het zesde uur is:
De twaalfde uur variatie is te horen in de alt-solo en de
bas-solo van "2soon2die"; de elfde uur variatie in de bas-solo
van "Onweer", en de C-melody-saxsolo in dezelfde
compositie is gebaseerd op de zesde uur variatie. Beide
composities zijn te vinden op de CD "Ear Opener" van het
Theo Hoogstins Octet.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van toepassingen van
de toonklok. De mogelijkheden zijn vrijwel onbeperkt, denk
maar aan transpositie van harmonieën, toepassingen in
lintharmonisaties waarbij het mogelijk is twee linten die op
verschillende uren zijn gebaseerd gezamenlijk te laten
klinken. Ook als analysemodel is de toonklok al zeer
waardevol gebleken, bijvoorbeeld in het artikel uit Entre'Act
van Andre Douw. Concluderend kan worden gesteld dat de
ordening van tonen, zoals weergegeven in de toonklok, kan
leiden tot een andere kijk op zowel componeren als
improviseren. Het is een allesomvattend systeem voor
harmonie in de chromatische toonladder, dat een componist
in staat stelt het hele scala van klankkleuren te overzien en
op een consistente manier toe te passen. Het kost
misschien enige tijd en studie om een dergelijke manier van
werken onder de knie te krijgen, maar het is zeker de
moeite waard voor musici die op zoek zijn naar nieuwe
klankstructuren. Dat de beschreven klanken thuis horen in
het jazzidioom blijkt wel uit de kop van de recensie van
Frans van Leeuwen: "Hoogstins klinkt jazzy en vertrouwd"
(NRC, 7/10/92).
Literatuur:
CD:
Voordat ik kennis maakte met de toonklok werkte ik veel
met het 12-toons systeem van Schönberg. Vanuit de
behoefte een jazzy sound te creëren gebruikte ik in die
periode vaak complementaire vierklanken als in
bovenstaand diagram. Drie vierklanken geven immers ook
twaalf tonen en zijn dus in de chromatische toonladder ook
complementair. De drie vierklanken in het hierboven
getoonde diagram bestaan uit gelijke intervallen en zijn
symmetrisch. Dat is niet altijd het geval. Een van de eerste
combinaties die ik gebruikte bestond uit de volgende
vierklanken:
De Wereld Chromatisch, door Peter Schat.
De Toonklok, door Peter Schat.
Contemporary Music Studies: Volume 7, Harwood academic publishers USA.
"Ear Opener" door het Theo Hoogstins Octet
Disckus Records DC-06.