Terug naar lijst recensies

Enthousiast maar weinig uitdagend spel bij Triosonic

Kees Polling, Trouw, 11 maart 1997

AMSTERDAM - John Cage componeerde door middel van toevals-operaties muziek die het geoefende oor niet kon onderscheiden van de naoorlogse seriële muziek. Veel freejazz uit de jaren zestig had dezelfde kenmerken van de toen gangbare aleatorische muziek in de 'modern-klassieke' sectoren. En in veel geïmproviseerde muziek wordt tegenwoordig volop gebruik gemaakt van compositievormen en procédés van hun 'serieuze' vakbroeders, zonder afbreuk te doen aan het improvisatorische karakter van hun muziek.

Het moge duidelijk zijn, de grenzen tussen de verschillende muzikale sectoren zijn minder strikt dan voor de hand lijkt te liggen. Contrabassist Theo Hoogstins weet dit als geen ander. In zijn vorige groep, het Theo Hoogstins Octet, flirtte hij al openlijk met compositiesystemen als Arnold Schönbergs twaalftoonsmuziek en de Toonklok van Peter Schat. Zo ook nu bij zijn nieuwe groep Triosonic, een trio met saxofonist Ferdi Schukking en drummer Menno de Bruin. Wie Hoogstins' muziek op de ontleedtafel legt, zal die systemen er vast uithalen. In de concertzaal klinkt zijn muziek als frisse, moderne, niet-experimentele jazz. In zijn octet bood de instrumentatie hem kans om te 'spelen' met onorthodoxe arrangementen. In Triosonic wordt hij daarbij beperkt door de geringe bezetting. Schukking wisselt vaak tussen tenor-, alt-, sopraan- en baritonsaxotoons, waardoor het groepsgeluid  aan klankkleur wint, maar de basis blijft te dicht bij modale jazz om vernieuwend en uitdagend te kunnen zijn. In het BIM-huis, waar het trio vorige week donderdag haar debuut-cd presenteerde, liet Triosonic zich kennen als een trio enthousiaste en bevlogen musici, dat grossiert in vrolijke, toegankelijke, enerverende, nooit saaie, maar toch ook weinig originele muziek.
Hoogstins is een uitmuntend bassist, die als solist en als begeleider excelleerde met een dijk van een toon. Zijn solo in zijn eigen compositie 'De Vissersstraat Blues' was een meesterlijke proeve van technisch en muzikaal inzicht. Schukking spiegelde zich in een onbegeleide solo op sopraan aan de Engelse grootmeester Evan Parker. Helemaal perfect klonken de middels circulaire ademhaling geblazen ritmi-sche dubbeltonen niet maar boeiend waren ze wel. Drummer Menno de Bruin is van de drie music het meest kleurloos. Zijn begeleiding is adequaat, zijn solo's zijn dat evenzeer. Maar iets eigens en sprankelends ontbreekt vooralsnog.