Timing

Er zijn drie vormen van 'timing':
1. Voor de tel (vooruit spelen)
2. Op de tel (hoekig)
3. Na de tel (laid back)

Elke vorm heeft z'n eigen kenmerken.

Algemeen:

Luister naar de professionele musici. De meeste improvisatoren gebruiken verschillende vormen van 'timing' door elkaar. Sonny Rollins bijvoorbeeld (solo in 'You don't know what love is'). Ben Webster speelt altijd laid back. Veel slepende blues wordt ook laid back gespeeld. Funk en fusion zijn vaak hoekig en recht (op de tel). De stuwende swing (Coltrane, Cannonball) is vaak vooruit gespeeld.

- Het is belangrijk consequent te blijven. Bepaal van tevoren welke vorm van timing je gaat gebruiken. Ook gezamenlijk in de band. Als iedereen anders 'timed' wordt de muziek een rommelig totaal: de tel wordt te dik.
- Studeer met metronoom zestienden en probeer ze gelijk te krijgen. Je kunt de metronoom ook in achtsten programmeren, zelfs op de tweede en de vierde zestiende. Let op de regelmaat van de vingers. Er zijn luie vingers (bijv. ringvinger, pink) en snelle vingers (wijsvinger). Elk loopje moet hetzelfde 'motortje' hebben (bijv. een 'lick' op saxofoon, arpeggio op gitaar). Daarna interpreteren: voor, op of na de tel. Drummers hebben 'luie' en snelle ledematen (afhankelijk of ze links- of rechtshandig zijn). 'Fills' moeten in de dezelfde timing gespeeld worden (niet alleen vooruit getimed).
- De vinger-tong coördinatie is belangrijk. Bovengenoemde zestienden kun je staccato studeren.

- Intonerende instrumenten (trombone, viool) hebben de neiging een toon 'naar zuiver' te spelen. Dat is funest voor de timing: de precieze plaats van de tel wordt diffuus.
- Timing betekent ook: niet spelen. Rust in je spel (gaten laten vallen) benadrukt de muzikale frase die je net gespeeld hebt.
- Probeer te 'weten' wat je speelt. Bij twijfel valt de timing als eerste om. De vingers en de noten komen nog wel, maar je hoort aan de timing of een solist 'weet wat hij doet'. Je kunt dat studeren door veel te 'luisteren' naar jezelf en als je een loopje of lick 'hoort' deze onmiddellijk op te zoeken en in twaalf toonsoorten te studeren. Je vergroeit dan met het instrument, omdat je steeds beter gaat weten waar een bepaalde noot (of loopje) zit. Vertrouw niet op de motoriek. De motoriek heeft een zeer beperkt geheugen. Waarschijnlijk alleen dat loopje dat je altijd speelt omdat dat zo makkelijk ligt op het instrument. De oefeningen die je vandaag studeert zijn de vingers morgen vergeten, het verstand niet.

Specifiek

Vooruit
- Houd het tempo in de gaten: vooruit spelen heeft de neiging te versnellen.
- Beeld je in dat je de band op sleeptouw neemt. Het gevoel dat je net een fractie eerder bent. Misschien alsof je voorover valt.
- Lage instrumenten zijn vaak te traag door het overbrengen van het geluid. Hetzij door de langere luchtkolom of door het grotere mechanisme (baritonsaxofoon, basklarinet). Of de trilling komt later op gang door de lengte van de snaar (contrabas). Je hebt een overdreven gevoel te vroeg te zijn. Waarschijnlijk is het dan net goed.
- Kleinere instrumenten (sopraansaxofoon, klarinet) spelen vaak te snel en technisch slordig omdat het mechanisme 'te makkelijk' loopt.
- Het vooruit trekken van het ritme (een zestiende of een achtste voor de tel spelen) heeft niets met timing te maken: je speelt een ritmisch motief dat op dezelfde drie manieren getimed kan worden.
- Speciale speeltechnieken (overblazen van lage toon op saxofoon) werkt alleen door de timing.

Achteruit
- Houd het tempo in de gaten: lui spelen heeft de neiging te vertragen.
- Laid back betekent niet: alleen een rubato melodie spelen. Het blijft ritmisch!
- Een triool is een vertragend ritme, geen luie timing. Je kunt een triool ook op drie manieren timen.
- Je kunt de aanzet met de tong later timen. Denk aan de vinger-tong coördinatie.


Terug naar docent