Verslag workshop ‘Geluid en Stilte’.
Maarten Visser, juni 2006
In het volgende schrijven wordt verslag gedaan van de workshop ‘Geluid en Stilte’. Allereerst wordt de doelstelling uiteengezet, vervolgens wordt het muzikale materiaal beschreven. Hierna volgt een verslag van het repetitieverloop met de daaropvolgende optredens. Als laatste volgen conclusies.
Deze workshop is in mei en juni 2006 gegeven in Gouda. De workshop ‘Geluid en Stilte’ is geproduceerd door ei-producties i.s.m. Gouda JazzXperience en wordt ondersteund door het FAPK.
1. Doelstelling.
Een modern, muzikaal volwaardig stuk ten gehore brengen waarbij in principe geen voorwaarde aan speelniveau wordt gesteld aan de musici. De bezetting is flexibel, met minimaal 6 musici en maximaal 14.
De compositie biedt kaders waarbinnen de muziek zich dient af te spelen. Deze kaders bestaan uit een muzikale opdracht, het gebruik van een speeltechniek, het creëren van een geluid. Daarnaast geeft de compositie suggesties t.a.v. toonhoogte, begin-eindpunt, richting, melodisch materiaal. Deze kunnen in de wind geslagen worden als de muzikale omgeving dat eist.
Binnen deze kaders is er veel ruimte voor improvisatie; met noten maar belangrijker zijn de vrijheden met betrekking tot dynamiek, tempo, lengte van rust/geluid, geluidsopvatting etc.
De compositie is gebaseerd op een alternatieve tonaliteit, nl een kwarttoons toonladder met 12 noten. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van multiphonics, flatterzunge, tongslag en andere speciale technieken. Voor veel instrumenten betekent dit alternatieve grepen, blaastechnieken etc. De muzikanten moeten hun instrumenten opnieuw leren bespelen en verliezen elke vorm van virtuositeit. Daarnaast is het uitgangspunt geluid; veel bekende concepten en muzikale formules zijn niet meer van toepassing, omdat het stuk niet in een duidelijk omlijnde stijl is geschreven. Ook hier hebben de musici geen houvast; zij komen onbeslagen ten ijs.
Hierdoor worden zij gedwongen om alternatieve muzikale oplossingen te zoeken, anders te luisteren. Meer aandacht voor geluid, dynamiek, verhoudingen tussen instrumenten/intrumentgroepen.
2. Compositie.
De groep musici wordt in secties opgedeeld, de samenstelling van de secties verandert gedurende het stuk. De leden van een sectie moeten allereerst met elkaar een geluid vormen, ten tweede staan zij in bepaalde verhouding tot de andere secties. Vooral de verhoudingen binnen een sectie zijn belangrijk. Dit is de plek waar muzikale keuzes de grootste gevolgen zullen hebben en waar er ruimte is om aan details te werken.
De compositie bestaat uit drie delen.
In het eerste deel speelt de ritmesectie (die bestaat uit in ieder geval 1 laag instrument), een motief dat zich herhaalt maar nooit hetzelfde is. Gedurende het eerste deel wordt dit motief lager. De groep heeft verregaande vrijheden wat betreft tempo, lengte, aantal, duur, dynamiek van noten/rusten. De toonhoogten liggen vast.
De 2de groep gaat hier lange noten bij spelen; het interval waarbinnen de musici een noot dienen te kiezen ligt vast. Dit interval beweegt zich, net als groep 1 neerwaarts gedurende deel 1.
Groep 3 (waarin hogere instrumenten) gaat hier een muzikale frase bij spelen. Geen solo's maar om de beurt een frase, die met elkaar te maken dienen te hebben. Een aantal voorbeelden zijn gegeven; het is aan de musici om die te gebruiken dan wel te negeren.
Deel 2. Een musicus (bij voorkeur tenorsaxofoon) begint gedurende het laatste gedeelte van deel 1 aan een solo die staat uitgeschreven wat betreft ritme en geluidsopvatting (het gaat om een zgn. dubbeltoon of multiphonic met bijbehorende greep). De solist bepaalt zelf hoe lang hij speelt/rust houdt/van multiphonic verandert. Er worden suggesties gegeven t.a.v. dynamiek.
Groep 2 (veranderde samenstelling) en later groep 3 komen hierbij met een begeleiding in hetzelfde ritme als de solist. De notenkeus is vrij binnen vastgestelde grenzen; zo is in de compositie een aantal multiphonics/noten gegeven waaruit de musici hun keus maken.
De algemene tendens van deel 2 is een dynamische; dit deel werkt in golfbewegingen naar een climax toe; de musici kiezen per golf uit een nieuwe set van 5 multiphonics. De multiphonics zijn zo gekozen dat ze steeds grotere intervallen beslaan en ook steeds luider worden. Zij bestaan wel altijd uit noten uit de toonladder.
De ritmesectie speelt een solo; in het geval van 2 of meer melodische instrumenten dienen deze elkaar aan te vullen en/of af te wisselen. De solo werkt met glissandi, die groter/langer/meer worden naarmate de solo vordert.
Het blijft altijd belangrijk op een toon te beginnen/eindingen uit de toonladder.
Deel 3 begint voor de bassist (een contabas of fretloze elektrische bas is in dit deel onontbeerlijk) op de dynamische climax van deel 2. Hier begint een glissando over 2 oktaven, eerst hoog-laag vervolgens laag-hoog, met een totale lengte van 12 minuten. Nadat ook de overige musici deel 2 beëindigd hebben (ong. 2 min.) zullen 2 solisten elkaar af wisselen met het spelen van een lange noot (toonhoogte staat vast) die eindigt met een geimproviseerde frase. De lange noot heeft een bepaalde veranderende relatie met het basglissando.
De overige musici spelen riffs, die allen gebaseerd zijn op 'lucht'geluiden in combinatie met speciale technieken als flatterzunge, tongslag, etc. Dit betekent niet dat alleen blaasinstrumenten dit zouden kunnen spelen.
De riffs kunnen collectief gespeeld worden, zijn vrij wat betreft tempo, volgorde, herhaling.
Als de bassist weer terug is bij het beginpunt eindigt deel 3 en de compositie.
3.Repetities.
Voor deze workshop zijn 5 repetities van 2 uur gepland (7, 14, 21, 28 mei, 11 juni). Al snel wordt duidelijk dat er een extra repetitie nodig is; Deze vind plaats op 6 juni.
Gedurende de eerste repetitie zijn de meeste deelnemers overrompeld door de hoeveelheid nieuw materiaal.
Het toonmateriaal wordt geoefend, de eerste stappen genomen om deel 1 te spelen. De ritmesectie pikt het snelst op, dit zijn glissando instrumenten en hebben in deel 1 niets met alternatieve grepen te maken. Vooral saxofonisten moeten lang denken voordat een noot gespeeld kan worden. Deel 2 is voor hen ook moeilijk maar doordat er met hetzelfde type (vork)grepen een dubbeltoon gerealiseerd wordt, i.p.v. een enkele min of meer normale toon (iets lager of hoger), is de opbrengst toch groter.
Deel 3 is in dat opzicht voor hen het meest succesvol omdat hierin een aantal speciale technieken aan bod komt die relatief snel te leren zijn en een groot effect hebben.
Na de derde repetitie, alle delen zijn nu uitgebreid aan bod gekomen, hebben de cursisten nog steeds moeite met techniek en tonaliteit, het geluidsconcept begint wel duidelijk te worden. De volgende repetities bestaan uit het doorlopen van het hele stuk; dit gaat steeds beter en gaat vooral muzikaal met sprongen vooruit. Op de laatste repetitie wordt er ontspannen en geconcentreerd gemusiceerd; iedereen begrijpt wat de bedoeling is en de compositie wordt zonder oponthoud doorgespeeld.
4.Optredens.
Het eerste optreden vindt plaats in Kunstcentrum Burgvliet in Gouda. Naast het optreden van de workshop is er ook aandacht voor poëzie. Hierdoor komt er een gemêleerd publiek van ongeveer 30 mensen. Er wordt zeer creatief en geconcentreerd gemusiceerd. Dit resulteert in een zeer spannende voorstelling, die het publiek tot de laatste klank doodstil meevoert. De reacties naderhand zijn positief, zowel van menig luisteraar, die het optreden als ‘spannend’ betitelt, als van de workshopdeelnemers, die van het spelen genoten hebben en er in opgingen.
Het tweede optreden heeft plaats op het SJU-jazzpodium (Utrecht) als onderdeel van een uitwisselingsproject van workshops uit verschillende steden, georganiseerd door de SWING. Het is tevens ‘workshopmarkt’; geïnteresseerden kunnen zich opgeven voor workshops in het volgende seizoen. Het is druk. Ongeveer 100 mensen zijn aanwezig. Het optreden vóór ‘Geluid en Stilte’ is een feestelijke latin-workshop voor gevorderden. Ondanks de enigszins intimiderende uitstraling die hier vanuit ging wordt er wederom geconcentreerd gespeeld, en zelfs beter volgens de musici zelf. Ook hier blijft het publiek zeer stil en wordt het stuk met waardering ontvangen. De organisatie van de SJU is dusdanig onder de indruk, dat nadrukkelijk gevraagd is een voorstel in te dienen voor ‘Geluid en Stilte’ voor het seizoen ‘07-‘08.
5.Conclusies.
De workshop bestond uit 5 repetities; het wordt al snel duidelijk dat dit te weinig is. Op 4-6-‘06 wordt een extra repetitie ingelast. Zelfs met deze extra repetitie is er meer tijd nodig om aan muzikale aspecten te werken; waarom bepaalde muzikale keuzes werken, wanneer heeft een stilte (nog) effect, etc. .
Er is ook te weinig tijd voor oefeningen waardoor deelnemers sneller kunnen wennen aan techniek en het specifieke geluid van de toonladder .
Deze technische oefeningen zijn belangrijk voor de musici; voor hen betekent het houvast, het idee boven de materie te staan. Voor de compositie is het alleen van indirect belang, deze vraagt een ander soort precisie en detail.
De beschikbare uren zijn nu vooral besteed aan het repeteren van de compositie.
Ondanks het tijdgebrek wordt er op de optredens zeer creatief gespeeld en worden er verrassende muzikale keuzes gemaakt, binnen de kaders van het stuk; de concepten zijn duidelijk overgekomen. Er wordt op intense wijze samengespeeld.
De deelnemers zijn over het algemeen de mening toegedaan dat het een leerzame workshop is geweest, waar ze hun instrument hebben bespeeld zoals ze dat niet eerder hebben gedaan (zowel technisch als muzikaal). Ook hebben ze het idee op een andere manier met muziek bezig te zijn geweest.
De ondersteuning van St. Swing (door ons optreden in Utrecht te financieren) heeft ertoe bijgedragen dat deze workshop een continuïteit vindt in Utrecht. Voor volgend seizoen zal zeker een voorstel naar SJU Utrecht gedaan worden om dezelfde workshop ook daar uit te voeren. De Stichting Workshop Rotterdam is tevens geïnteresseerd de workshop te programmeren.