Terug naar "Alle 14 goed"

8. VAMPIER, VAMPIER, VAMPIER

(tekst: Roel C. Verburg)

Ik doe mijn ogen open en stap uit mijn kist
De avond is gevallen en er hangt een dikke mist
Ik zeg ‘dag’ tegen de dag, de nacht is voor mij
Mijn oren en mijn tanden staan er weer lekker puntig bij
Ik ga op pad, op zoek naar wat bloed
want na een litertje of wat, voel ik me weer goed
REFREIN:
Andermans leven interesseert me geen zier, Ik ben toch al zo
dood als een pier. Vampier vampier vampier. Spiegeltje, spiegeltje aan de wand,
Hoe ben ik toch in dit "leven" beland?
Was er een kat over mijn lijk geslopen?
Ben ik zelf het hoekje om gelopen?
Of was het een ander van mijn soort?
Die op wrede wijze mijn nek heeft doorboord?
REFREIN
Voor mij geen zilveren kogels of houten staken
Van kruizen of van knoflook moet ik ontzettend braken
Ik ben een liefhebber van mensen ongeacht geloof of ras
Af en toe een knaagdier, een muis, een bever of een das
Maar datgene waar ik het meest van hou:
Dat is een lekker bloederige ongestelde vrouw
Tzzn:
Al eeuwenlang voed ik mij met mens of dier
Alleen het sap; geen spier, nier of alvleesklier
Bloed na wijn geeft plezier...
Zijn er nog warmbloedige mensen hier?
REFREIN
Interlude:
Als een vleermuis fladder ik door de nacht,
ik zie mijn prooi en ik wacht, wacht
Ik transformeer weer terug naar mijn zuigende bestaan
en ik loop heel geruisloos achter haar aan
Haar hals is perfect, mooi gevormd, lang niet gek
en plots zet ik bruut mijn tanden in haar nek
Al het leven dat ze heeft lurk ik er verlustigd uit
plots verdwijnen de spataderen uit haar kuit
dronken van haar heerlijke levenssappen
krijg ik zin om in veel meer nekken te happen
REFREIN